Wij, Westerse mensen, tellen in het tiendelig talstelsel met 10, 100, 1000, ..., als basisgetallen.
Deze basisgetallen kunnen we gebruiken om snel en eenvoudig te vermenigvuldigen.
Hoe dichter de factoren (vermenigvuldiger en vermenigvuldigtal) bij een basisgetal liggen, hoe eenvoudiger de bewerking.
Deze bewerking omvat 4 stappen:
Stap 1: het basisgetal zoeken (10, 100, 1000, ... ) dat dicht bij de factoren ligt.
Vb: 8 * 9 : basisgetal 10, 89 * 96 : basisgetal 100, 995 * 1306 : basisgetal 1000
Stap 2: de afwijking (deviatie) van de factoren tot het basisgetal bepalen door het basisgetal af te trekken van de factoren.
Vb: 8 - 10= -2, 9 - 10 = -1. 89 - 100 = -11, 96 - 100 = - 4. 995 - 1000 = - 5, 1306 - 1000 = 306.
Stap 3: de afwijking van de ene factor optellen bij de andere factor. Deze som vormt het rechter deel van het product.
Beide bewerkingen (factor 1 + deviatie 2 of factor 2 + deviatie 1) geven dezelfde uitkomst. Kies dus de gemakkelijkste bewerking.
Vb: 8 - 1 = 7 of 9 - 2 = 7. 89 - 4 = 85 (makkelijkder dan 96 - 11) of 96 - 11 = 85. 995 + 306 = 1301 of 1306 - 5 = 1301 (gemakkelijker dan 995 + 306).
Stap 4: de twee afwijkingen met elkaar vermenigvuldigen. Dit resultaat vormt het rechter deel van het product.
Om al stappen vlot te kunnen uitvoeren tekenen we twee hulplijnen op ons blad papier.
De voorbeelden hieronder zullen alles vlug duidelijk maken.
![](maal/basis_2.png)
De eerste lijn (waarin we de basis bepalen) en de laatste lijn (met het besluit) zijn natuurlijk niet noodzakelijk, zij staan hier enkel ter verduidelijking.
We moeten enkel de twee hulplijnen tekenen, de factoren en de deviaties boven de horizontale hulplijn noteren en de resultaten van stap 3 en 4 onder de horizontale hulplijn noteren (stap 3 links, stap 4 rechts).
Er is echter nog een regel die we in het oog moeten houden: het aantal cijfers dat in het rechter deel komt te staan moet gelijk zijn aan het aantal nullen in het basisgetal.
Dus: bij basisgetal 1000 moeten we 3 cijfers in het rechter deel hebben, bij basisgetal 100 moeten we 2 cijfers hebben, enz.
Hebben we minder cijfers dan nullen in het basisgetal, dan zetten we een of meer nullen voor het getal in het rechter deel.
![](maal/basis_3.png)
Hebben we meer cijfers dan nullen in het basisgetal, dan plaatsen we de overtollige cijfers in het linker deel en tellen ze daar op bij het resultaat van stap 3.